Ti amo troppo
Het was in 2003 in Bologna. Op de gevel van een eerbiedwaardig gebouw stond vers gekrast, zwart op grijs: “Amore, ti amo troppo”. In een ander jaar zouden we de steen niet opgemerkt hebben en er al zeker geen foto van gemaakt hebben, maar nu vonden wij de boodschap merkwaardig, aansprekend, vooral herkenbaar.
Die steen, met die kras, moet daar nog staan. Hij is geschreven door iemand die zijn liefde van de daken wilde schreeuwen, ze definitief kenbaar wilde maken. Zijn gekras was een primitieve manier om zijn liefde officieel te maken, zoals je op gebouwen aanplakkingen doet van sterfgevallen of aanvragen voor verbouwingen. “Iedereen moet het weten: ik hou van haar. Het is erover, dat is waar, het is ongepast, het is een moderne versie van Romeo en Julia, maar ik kan er niet over zwijgen.”
Zou de steen vandaag nog de waarheid spreken? De gekraste tekst is eeuwig, maar de liefde misschien niet. Ik hoop voor de schrijver ervan dat zijn liefde nog heel is, nog echt, dat ze ondertussen niet meer overdreven is, maar juist genoeg. “Liefje, ik hou juist genoeg van je”, dat zie je nooit eens op een steen staan, of op een boom, in de plattelandsversie van dezelfde krasdaad.
Wanneer hou je teveel van iemand? Als je in een eerste fase jezelf helemaal wegcijfert, zodat je later ondervindt dat de liefde je uitgehold heeft? Als je je eigen waarden overboord gooit, en later moet afhaken omdat je jezelf niet meer herkent? Als je blind en tegen de commentaar van iedereen in je aan iemand hecht, en later weer ziende wordt en vaststelt dat iedereen gelijk had?
Ik-zijde van het verhaal: als je in de liefde jezelf kan blijven, kan ze eeuwig duren. Jij-zijde: als geven je geen moeite kost, kan het voor altijd goed gaan. Ons-zijde: als je altijd maar meer gelukkig gezamenlijk verleden hebt, kan je elkaar wellicht binnenkort niet meer missen. Was onze amore troppo dan? Neen toch, ze was juist genoeg.